Het genootschap vroeger

Het Van Crombrugghe’s Genootschap is een sociaal-culturele vereniging en een van de oudste van Gent. Het Genootschap werd gesticht in 1857 door leerkrachten en oud-leerlingen van het Stedelijk Onderwijs Gent en genoemd naar Gents burgemeester Joseph Van Crombrugghe, die zich intensief had ingezet voor een kosteloos stedelijk onderwijs.

Het Genootschap is ontstaan in een woelige sociale en politieke periode waarin de officiële (stads)scholen het monopolie van de kerk in het onderwijs probeerden te doorbreken. Gent is hierin steeds een voorloper geweest, en heeft dan ook – samen met Antwerpen – tot de dag van vandaag de rijkste traditie van gemeentelijk onderwijs.

De stichters waren er van overtuigd dat de massale armoede en ellende van de lagere volksklassen te verhelpen was door een betere opvoeding en een kosteloos (basis)onderwijs. Een visie die voor veel Gentenaars de sleutel betekende voor hun ontvoogding en de basis legde voor heel wat succesrijke carrières in het maatschappelijk leven.

Het Genootschap heeft dan ook een grote betekenis gehad in de sociale ontvoogding van de arbeiders en ambachtslui. Vermits de “traditionele” politieke partijen (behalve de liberale) nog moesten opgericht worden, speelden verenigingen zoals het Genootschap op dat vlak een cruciale rol. We vinden in die periode dan ook heel wat bekende namen in de ledenlijsten. Onder de lijst van voorzitters treffen we o.m. de namen aan van Gustave Rolin-Jacquemyns (minister van Binnenlandse Zaken 1878-1884), Jozef Vercoullie (Gents hoogleraar en gerenommeerd taalkundige), Pol de Schamphelaere (invloedrijk industrieel), … 

Activiteiten

Van bij het begin was de belangenbehartiging van het stedelijk onderwijs dé primaire taak die het Genootschap zich stelde, zoals onder meer het kosteloos verstrekken van studieboeken, het oprichten van een bibliotheek en een leeskabinet met nieuwsbladen en tijdschriften (een openbare bibliotheek avant-la-lettre), het organiseren van lessencursussen en voordrachten, …

Er werden allerlei lezingen gehouden die gingen over uiteenlopende onderwerpen, gaande van kunst en literatuur over geschiedenis tot de Belgische wetgeving, terwijl af en toe ook wetenschappelijke onderwerpen aan bod kwamen. Het Genootschap kon een beroep doen op eminente sprekers zoals Hendrik Conscience, Julius Vuylsteke, Jules De Vigne en Multatuli. Een blik op de lijst van sprekers en onderwerpen geeft meteen een idee van de filosofie waarbinnen het Genootschap zich wou profileren: vooruitstrevend, vrijzinnig, pluralistisch en van bij het ontstaan een voortrekker in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.

In de loop der jaren ontwikkelde het Genootschap een zeer brede waaier aan culturele, maar ook algemeenmaatschappelijke activiteiten, mengde het zich zelfs in actuele politieke problemen, zoals de zgn. “bloedwet” i.v.m. de loting voor militaire dienst, de staatshervormingen, het stemrecht, de invoering van de culturele autonomie.

Ook werden verschillende onderafdelingen opgericht die het Genootschap een uitstraling zouden geven tot ver buiten Gent. De toneelvereniging, opgericht in 1872, en later de zangvereniging van het Genootschap waren decennialang toonaangevend in het Gentse. De toneelafdeling kende een grote bloei en bleef actief tot de jaren 1960. Het gezelschap had een sterke reputatie opgebouwd en won zelfs verschillende keren het Koninklijk Landjuweel.

Leden

De waaier aan activiteiten kende een grote aantrekkingskracht: begonnen met 128 leden bij de oprichting, telde het Genootschap op het eind van de 19de eeuw meer dan 1.400 leden.

Die bloeiende werking bleef behouden gedurende de eerste helft van de 20ste eeuw, waarbij ook het aandachtsveld reeds lang verruimd was tot een socioculturele vereniging. Door zijn groot aantal leden en door de aard van een aantal van zijn activiteiten oefende het Genootschap een wezenlijke invloed uit op een belangrijk deel van de Gentse bevolking. Voor velen waren de gesprekken die in het Genootschap werden gevoerd en de contacten die er werden gelegd, de prikkel om later in allerlei, vooral progressieve, bewegingen actief te worden.

Profilering

Het Genootschap kende van bij de start een pluralistische samenstelling. Bij de stichters waren vrijzinnigen maar evengoed leden van de katholieke zuil. Het zou tot de late jaren van de 19de eeuw duren vooraleer het Genootschap zich, vooral onder impuls van J. Vuylsteke, tot het vrijzinnige Vlaams-liberale kamp zou bekennen. Een deel van de meest radicaal-democratische vleugel van dat kamp zou later tot de socialistische beweging uitgroeien.

Ook vandaag refereert de missie van het Genootschap aan naar zijn pluralistische, en tegelijkertijd, zijn vrijzinnige oorsprong.

Vanaf de jaren 50, 60 van de vorige eeuw begon het succes, net zoals bij talrijke verenigingen, te tanen, om een dieptepunt te bereiken in het begin van de jaren 80. Dit had natuurlijk te maken met de grote maatschappelijke veranderingen in die periode. Door de grote democratiseringsgolf stond de overheid zelf in voor bv. bibliotheken, culturele centra, avondlessen, enz. De klassieke rol van het Genootschap werd in de die periode als “achterhaald” en vaak als “bevoogdend” beschouwd.

De democratisering van de samenleving en het onderwijs, de voltooiing van een grote emancipatiegolf en de stijging van de welvaart in de gouden jaren 60 betekenden meteen het einde van de ontvoogdingsstrijd waarin het Genootschap meer dan een eeuw lang een voortrekkersrol had gespeeld. Immers, de communautaire kwestie werd op de politieke agenda geplaatst met de eerste grote staatshervorming van 1970, toen Vlaanderen culturele autonomie kreeg. Sindsdien is de politieke rol van de socio-culturele Vlaamse verenigingen zo goed als uitgespeeld.

Tevens betekende de opkomst van de televisie een zware concurrentie. In plaats van avonden door te brengen met zang, toneel of voordracht, bleef men voortaan liever knus thuis voor de buis. Een verjonging van het bestuur en de stimulans die uitging van de viering van het 130-jarige bestaan, bliezen het Genootschap nieuw leven in.

Patrimonium

Als nagenoeg enige vereniging beschikt het Genootschap over een patrimonium. Een aanzienlijk patrimonium, gelegen aan de Huidevetterskaai 39 en 40. Op een boogscheut van het stadscentrum, op een prachtige locatie langs de Leie.

Het onderhoud van deze gebouwen was een voortdurende bron van zorgen en kosten. Gelukkig kon het patrimonium als monument beschermd worden. Aan het begin van deze eeuw slaagde het toenmalige bestuur erin de nodige middelen te vinden om de gebouwen te laten restaureren, mede dankzij een betoelaging vanwege de overheid (Vlaams gewest, provincie en stad).

In 2005 was de restauratie voltooid en werd het gebouw plechtig en feestelijk geopend. Twee jaar later, in 2007, werd het 150-jarige bestaan gevierd. Een galadiner met meer dan 250 gasten luidde een nieuw hoofdstuk in: een totaal vernieuwde accommodatie als vertrekpunt voor een vernieuwd levendig verenigingsleven in Gent.

Een deel van het gebouw wordt momenteel gebruikt als ontmoetingsplaats voor de leden. Met een activiteitenprogramma, vaak in samenwerking met bevriende en gelijkgestemde verenigingen zoals het Willemsfonds, Vermeylenfonds, ’t Zal Wel Gaan en het Mutatulitheater, tracht het bestuur de leden actief te betrekken bij het Genootschap.

De zorg voor het culturele en architecturale erfgoed behoort vandaag tot een van de kernopdrachten van het Genootschap.

Het is duidelijk dat de rol van het Genootschap in de 21ste eeuw anders zal zijn dan de voorbije 150 jaar. De samenleving is grondig veranderd, en het tempo van de verandering neemt steeds toe.

Toch menen wij dat er ook in de eeuw van multimedia nog steeds plaats is voor een vereniging zoals de onze. De laatste jaren wordt immers duidelijk dat de toenemende druk die de maatschappij aan haar burgers oplegt, onhoudbaar wordt. Steeds sneller, meer en groter, steeds meer flexibel en individueel. De tegenreactie is al op gang gekomen, en woorden zoals onthaasting, solidariteit, evenwicht tussen werk en privé en dies meer zijn inmiddels alledaags geworden.

Daarnaast is er duidelijk ook steeds meer verlangen naar ethiek en engagement. Het is precies in dit perspectief dat het Genootschap de komende tijd een rol kan spelen, als knooppunt en ontmoetingsplek.

In het verleden heeft het Genootschap bewezen zich te kunnen aanpassen aan de veranderende maatschappelijke omstandigheden, en steeds te kunnen inspelen op nieuwe noden en behoeften. Het is duidelijk dat dit ook nu zal moeten gebeuren. Belangrijk hierbij is dat de basiswaarden van het Genootschap overeind blijven in een geactualiseerde vorm. Deze basiswaarden zijn gebaseerd op het humanisme en hebben betrekking op openheid, tolerantie, vrijheid, respect en solidariteit.